Tot voor kort werd daarbij aangenomen dat alleen werknemers die een arbeidsovereenkomst hadden met de overgaande onderneming van rechtswege overgaan naar de verkrijger. Werknemers die wel voor de betreffende onderneming werkten, maar bijvoorbeeld werden uitgeleend door de moedermaatschappij, zouden niet overgaan

Op 5 april 2013 heeft de Hoge Raad (LJN BZ1780) echter uitgesproken dat de omstandigheid dat de werknemer ten tijde van de overgang van onderneming waarvoor hij feitelijk werkzaam was, niet bij die onderneming in dienst was, niet aan de toepasselijkheid van “overgang van onderneming” in de weg staat. Ook in die gevallen kan er derhalve sprake zijn van een overgang van rechtswege met behoud van arbeidsvoorwaarden.

De casus was als volgt:
Heineken Nederland had (of heeft) het concern zo ingericht dat al het personeel in dienst is van een personeelsvennootschap. Deze detacheert het personeel bij de afzonderlijke werkmaatschappijen (zustermaatschappijen van de personeelsvennootschap). Met ingang van 1 maart 2005 zijn de cateringactiviteiten van Heineken uitbesteed aan Albron (niet in discussie is thans dat deze uitbesteding een overgang van onderneming is). Het personeel van de personeelsvennootschap trad daarbij in dienst van Albron. De vraag was nu of de medewerkers met behoud van hun arbeidsvoorwaarden waren overgegaan of dat de bij Albron toepasselijke (minder gunstige) van toepassing waren geworden.

Van werkgeverszijde werd aangevoerd dat er geen sprake kon zijn dat de werknemers van rechtswege over waren gegaan omdat volgens de tekst van de wet slechts overgaan de rechten en verplichtingen die op dat tijdstip voor de werkgever in de onderneming voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst.

De Hoge Raad oordeelde echter dat het woord werkgever in de tekst van de wet niet doorslaggevend is. In een geval waarin een werknemer in dienst is van een tot een concern behorende personeelsvennootschap, maar is tewerkgesteld bij een andere vennootschap binnen dat concern, is voor de toepasselijkheid van de regeling van overgang van onderneming, doorslaggevend dat men feitelijk werkzaam is voor de onderneming die overgaat.

Duidelijk is dat deze uitspraak gevolgen heeft voor de overnamepraktijk.
JZ/MH
 
Bron: Vakgroep Juridische Zaken Flynth